De historie van ons Gilde en zijn Rituelen
In deze slide worden de historie en rituelen verder een beetje uiteen gezet.
De samengevatte gegevens zijn in onderstaande boeken terug te vinden.
Er is gebruik gemaakt van enkele boeken die niet onbenoemd mogen blijven.
Deze boeken zijn:
-Brabantse Schuttersgilden Vroeger en NU
-Schutters gilden in Noord-Brabant-Doar hedde de Guld

De Historie Gilden in Bergeijk
Laten we beginnen met de vermelding dat het onderstaande uit diverse bronnen en naslagwerken komt.
De bekendste is zijn de boeken van Dhr. P.N. Panken en de latere boeken van diverse auteurs.
Bergeijk
Schrijven over de aloude gilden van Bergeijk is gewaagd.
Jammer dat de brieven uit vroege tijden niet meer bestaan, daar stonden de onderscheidende voorrechten die aan sommige gilde of broederschappen geschonken werden.
Hierdoor is het ontstaan van hun oorsprong doordat de eerste reglementen of gildekaarten ontbreken.
Wellicht zijn er tot 1648 toen de invoering van de hervorming plaatsvond er minimaal 4 gildes in Bergeijk, waarvan van alle geen juiste oprichtingstijd van is.
Ze zijn waarschijnlijk uit de 15de en 16de eeuw, zij bezaten een ieder een afzonderlijke kapel of koor in de parochiekerk.
De Gilden waren:
Het Gilde van de Heilige Petrus
Deze beschermheilige noemt de geschiedschrijver Grammaye voor het gild der schutters met een metalen boog.
Mogelijk heeft de schutterij later de patroonheilige van den Heilige Georgius verkozen en deze word meestal Sint Joris genoemd
Het Gilde van het Heilig Sacrament
Deze kapel hadden de burgers van dit broederschap in 1537 begonnen te bouwen en werd in 1540 voltooid zoals het opschrift getuigt.
lees verder onder het hoofdstuk “Het Gilde van het Heilig Sacrament”
Het Gilde van Sint Sebastianus
Omstreeks het midden van de 16de eeuw was de kapel voornamelijk met gelden van Johannes van den Berg opgericht.
Het Gilde van de Heilige Barbara
De leden van dit gilde had hun kapel begiftigd.
Volgens ingewijde was er pas in de 13de eeuw in Nederland schutgilden, de meeste van de Gilden hadden Sint Joris als patroon en waarop Sint Sebastiaan volgt. In de middeleeuwen kreeg elk gilde zijn godsdienstig karakter en zijn “beschermheilige”.
Niet naar het schieten maar naar het schutten of beschutten der gemeentevrijheden zijn de schutters of schuttengilden genoemd.
De gilden hadden in die dagen vele taken “zij waren de politie en soms ook de begrafenisondernemer van die tijd”.
De Franse Revolutie schafte de gilden af, en voerde een nieuwe regeling in die niet op historische grondslag berustte.
Toen hier (lees Noord-Brabant) de staatsgodsdienst werd ingevoerd zijn vele van de gilden in verval geraakt of hebben de genadestoot gekregen.
Er werd een hevige strijd gevoerd tegen de plechtigheden en uitgerekend tegen het papegaaischieten.
Toen de gevolgen van talrijke misbruiken de bepaling, dat niemand zich als baas mocht vestigen tenzij hij als lid der gilde was aangenomen, enz..
En dit niet meer door de de overheid werd gehandhaafd luidde voor hen de doodsklok.
De hervorming zag de gilden niet met een goed oog aan dat is waar; maar hunne eigen zonden hadden hun val voorbereid.
Jammer dat de Franse revolutie heil zocht in het tegenovergestelde beginsel en bij de afschaffing der Gilden volstrekte vrijheid ter uitvoering van ambachten en bedrijven decreteerde.
Van beide hier nog in vroeger zijde oude gilden namelijk van het Heilig Sacrament en van het Sint Joris. Zij bezitten slechts reglementen uit latere tijden. zij bezitten geen Gildekaarten.
De beide Gilden bezaten ieder een schutsboom, deze zeer lange, dikke staak, vroeger meestal een eik, later een dennenboom die afwisselend met rode en witte banden en doorgaans slingerende wijze werd geschilderd, men kon de boom van grote afstand zien. in de top werd een vogel of papagaai vastgehecht en wie deze eraf schoot werd koning. (Tegenwoordig een stalen constructie waaraan bakken hangen voor de diverse disciplines (De wip, de bel, de gaai (puist) en de koningsvogel)).
Elke koning zal na zijn regentschap een schild aan het bestaande verzameling toevoegen deze.
Schiet een gildebroeder in drie reizen of tijdpunten den vogel neer zodat hij ten deren malen Koning wordt dan voert hij den titel Keizer en is van sommige heffingen ontheven.
Een aftredend koning zal een gedurende tijd deken blijven.
In de oudheid moest de tamboer om niet verward met de Gildebroeders te worden uit een pot zonder deksel of oor drinken.
Het dorpshoofd schoot het eerste schot bij het papagaai schieten dit om wat “den boom bevrijden” heette.
Reeds lange tijd noemt men het broederschap van Sint Joris “Het Schut” en van het Heilig Sacrament “Den Guld”.
Het eerste Sint Joris “het Schut” loopt voor het Heilig Sacrament “de Guld” bij openbare gelegenheden en de tweede het Heilig Sacrament “de Guld” in de kerk of bij godsdienstige plechtigheden.
In 1839 richtten de twee Gilden gemeenschappelijk een schutboom op aan den molen op de tip waar de wegen van het Loo en de Lagen Berkt bijeenlopen ter vervanging van deze plaatsten zij een schutboom in het eind aan de splitsing van de weg naar Westerhoven en Borkel en dit werd de schutsboom van het Heilig Sacrament en die van Sint Joris tot 1830 stond nabij de Broekstraat.
Het Schut en Guld leven in onderlinge vriendschap. In het verleden liepen zij in hun zondagspak met geweer en of boog op den schouder naar de schutsboom.
Achter de tamboer kwam de hoofdman van het Gilde, een lang, dunne spies, het teken van waardigheid in de hand dragende, een witte veer zwierde aan de linkerkant van zijn hoed met een een purperen zijden sluier met gouden franjes om zijn middel geslagen.
Achter hem kwamen de drie dekens met hun gepluimde hoed en de zijden gekleurde sluier om het middel of over de schouders, de vaandrig met zijn groot zijden vaandel en de koning met zijn zilveren platen om zijn nek.
In de tegenwoordige tijd is er niet veel veranderd qua opstelling van de stoet:
Voorop,(het Gildebord (naambord) met patroonheilige wat gedragen wordt, dan de tamboers, gevolgd door de hoofdman met zijn piek er schuin achter, vervolgens in het midden, de vaandrig met het vaandel, daar achter in het midden de koning met zijn schilden, schuin achter de koning lopen de zilverdragers, vervolgens in het midden de keizer met zijn keizerszilver en daar schuin achter de overige gildeleden, de stoet wordt afgesloten met de vendelier(s).
Het Gilde van het Heilig Sacrament
Hoe oud het gilde precies is, is onbekend. Oude archivalia ontbreken bij het gilde.
Volgens P.N. Franken zijn deze bij de hoofdman op het laatst van de negentiende eeuw (ca 1875) verbrand.
Dit Gild, oudtijds enkel als geestelijk broederschap bestaande, had als zoodanig zijne verordeningen van de kerkelijke overheid, namelijk van den bisschop van ‘s-Hertogenbosch, ontvangen. Een reglement door een dier bisschoppen goedgekeurd of onder Karel V afgegeven, beruste tot 18… bij den hoofdman van het gild toen het – jammer genoeg- bij een noodlottig toeval verbrandde
De eerste beschrijvingen waarin het Gilde van het Sacrament wordt vermeld is rond 1610 hierin werd beschreven dan dat het gilde in 1537 met de bouw van een kapel in de kerk begon, welke in 1540 werd voltooid. Zoals de inscriptie getuigt.
Onbewezen is de stelling dat het gilde een reglement van een Bossche bisschop zou hebben gekregen.
In 1648 bestond de kapel nog.
Het oudste koningsschild in de vorm van een elfpuntige ster dateert van september 1820.
De volle, holle, kleine vogel en het “patroonsteken” (een monstrans) dateren waarschijnlijk uit dezelfde tijd.
Het gilde, dat van oorsprong een kerkelijke broederschap was, ging in de loop van de tijd schieten, maar wanneer is onbekend.
De schutsboom stond echter al voor 1830 ”sinds onheugelijke tijd in de Straat, van ’t Eind naar ’t Lind”.
Tijdens de omwenteling van 1830 werd, waarschijnlijk tersluiks, koning geschoten op de wieken van de molen.
Daarna richtte in 1839 het Heilig Sacramentsgilde samen met het Sint Jorisgilde een schutsboom op.
Later vervangen door een schutsboom op ’t Eind, waar deze tot de tweede wereldoorlog is blijven staan.
De naam van het gilde duidt op de band die met de kerk bestond.
Tegenwoordig is het Gilde gevestigd nabij het ploegpark waar het Gildehuis met de drie schietbomen staat.
In het bijgebouw, daar wordt in de wintermaanden de schietcompetitie luchtbuks gehouden onder de leden.
De Rituelen
De rituelen van het Gilde zijn samengevat in een aantal gebruiken van oudsher.
We vieren “de Sacramentsdag”, “het Inbonen”, “de Teerdag” met het koningsschieten en beëdigen van nieuwe leden.
Het is niet alleen vieren, maar soms ook droefenis, als er een gildebroeder of zuster is overleden, deze kan indien de nabestaanden aangeven dat de overledene heeft aangegeven om met gilde-eer te willen worden begraven of gecremeerd wil worden.
Op de Sacramentsdag wordt er een dienst gehouden waarbij een ieder in Gildetenue aanwezig zal zijn en na deze dienst is er een samenkomst in het Gildehuis met de Gildeleden.
Op de Teerdag word naast het koningsschieten dat eens in de drie jaar wordt gehouden, ook nieuwe leden worden beëdigd en leggen dan de eed af van het Gilde.
Ook op de teerdag is/was er een maaltijd (broodmaaltijd) of te wel het opteren zoals dat in vroeger tijden ook gebeurde. Vandaag de dag is dat niet meer het opmaken van toepassing.
De traditie van het inbonen van nieuwe leden:
Tijdens de algemene ledenvergadering van het Sacramentsgilde worden nieuwe leden geboond.
Voorafgaand aan het bonen, is er voor het nieuwe lid en het gilde een wederzijdse kennismakingsperiode van minimaal zes maanden tot een jaar.
Tijdens deze periode is het niet alleen kennismaken met de leden, maar vooral ook kennis maken met de traditionele gebruiken en met de diverse activiteiten.
Dit bonen staat synoniem voor de ballotage van nieuwe leden en stamt nog uit de tijd dat niet iedereen kon schrijven.
De Hoofdman beveelt eerst het aspirant-lid aan de stemgerechtigde gildeleden aan.
Ieder lid krijgt twee bonen, een witte en een zwarte boon.
De witte boon wil zeggen “voor” en de “zwarte” wil zeggen tegen.
De stemming is geheim en ieder lid kan zo zijn voor- of afkeur geven.
Op de jaarlijkse Teerdag wordt het nieuwe lid of leden die ingeboond zijn, hij legt of zij leggen op die dag de eed af van het Gilde.
Door de hoofdman wordt de eed afgenomen en het nieuwe lid legt de eed van trouw af met de rechterhand het hoofdvaandel vasthoudend.
Na de eedaflegging wordt dan op tradionele wijze ingehaald.
Samen met je eventuele partner wordt je gehuldigd met een bloemenkrans zoals onze traditie voorschrijft.
Daarna zijn de gildebroeders en zusters in de gelegenheid om de nieuwe leden te feliciteren.
Op de Teerdag word ook het koningsschieten eens in de drie jaar gehouden.
Het Koningsschieten is van oudsher en houdt in dat erop de vogel (papagaai) wordt geschoten en degene die de vogel (papagaai) eraf schiet zal koning worden.
Het gezegde luidt als de vogel (papagaai) valt staat de koning op.
Is men drie maal koning aaneen dan wordt men keizer, is er al een keizer dan wordt men wachtend keizer. Want Keizer ben je voor het leven.
Het met gilde-eer begraven of gecremeerd worden hiervoor zijn bepaalde richtlijnen welke in het statuut en/of regelement van het gilde zijn opgenomen.
Binnen ons gilde worden de aanzeggingen door de deken-schrijver verzorgd en bij de diverse gebruiken ook de voorschriften en of handleidingen van het handelen bij die gebeurtenis.
Historie van de functies binnen het Gilde (Hoofdman, Secretaris, Penningmeester, Koning/Keizer, Vaandrig, Trommelaar en Vendelier.
De Hoofdman:
Het oudste document waarin deze werd vernoemd is de “caert van 1332” en toen legde deze nog een eed af aan het stadsbestuur, “Den eet vanden conincstavel”
Het waren toentertijd stadsbesturen. in de tijd van de Hertogen van Brabant is er een tekening (1594) van Willem Boonen waarop de hoofdmannen in het bezit waren van een lans waaraan een wimpeltje was vast geknoopt met de rood witte stadkleuren.
In vroeger tijden werden er boetes uitgedeeld als men niet op vergaderingen die door het gilde werden uitgevaardigd en die werden dan door de hoofdman opgelegd
Dit soort boetes zijn gevonden in reglementen uit 1332 en 1540 (ongeoorloofd verzuim van een vergadering 6 stuivers)
Tegenwoordig is hij de vertegenwoordiger van het schuttersgilde. na 1650 werd de hoofdman voor het leven benoemd in de huidige tijd wordt de hoofdman tussen de 5 en 7 jaar benoemd met een eventuele verlenging van een gelijke termijn.
Deken-Schrijver / Secretaris en Deken-Rentmeester / Penningmeester:
Deze werden in vroeger tijden door een en de zelfde persoon bekleed en die hield het gildeboek bij, daardoor had men ook gelijk “de waarde” en de inkomsten” van het Gilde beschikbaar.
Het langste stuk tekst van een onderwerp was “de caert” of het charter wat een mensenleven meeging en werd vaak door een stadsklerk op perkament uitgeschreven en werd voorzien van zegels.
In het gildeboek werden de noodzakelijk en ingrijpende bestuursbesluiten bij gehouden zoals: bestuurssamenstelling, nieuwe eden, uitgaande leden, overlijdensberichten en de uitslagen van het papagaai- of koningschieten in korte berichten.
Het Gildeboek diende als presentatieregister voor bijeenkomsten en het noteren van ontvangen contributies en boetes, voor uitgaven van kerkdiensten, teerdagen en afronding van de jaarrekening. Met ander woorden het Gildeboek was een totale administratie.
In de loop van de 17de eeuw is er bij de Gilden een begin van de scheiding tussen de twee functies gekomen en in de 19de eeuw was dit vrijwel overal ingevoerd of doorgevoerd. De Deken-Schrijver was vroeger ook voor het leven benoemd -er waren weinig capabele schrijflustigen te vinden onder de leden in die tijd- en dit is in de tegenwoordige tijd vaak voor twee of drie jaar afhankelijk was het reglement van het Gilde.
De Koning / Keizer:
De herkomst van de titel “gildekoning” wordt beschreven in een gildecaert uit 1332 waarin staat vermeld: “die de papagaai afschiet zal van zijn contributie ontheven worden en zal dat jaar koning heten van het hele broederschap” het is een representatieve functie bij de schietspelen.
Bij het koningschieten werd in het verleden de vogel/papagaai aan een stok uit de dakraam van een kerk (werd verboden in 1721) of kapel, door vele schade en kosten die betaald moesten worden voor herstel aan de daken werd dit later gedaan aan een molenwiek en als er geen molen was dan aan een hoge boom of staande mast.
In de laatste honderd jaar is er geschoten op hoge masten ofwel bomen die een hoogte van 28 meter voor de oude voetkruisbogen en voor de gewone kruisbogen ongeveer 14 meter.
Wie zich namelijk drie keer achter elkaar tot koning had geschoten werd daarmee keizer van het gilde. Het keizerschap geldt voor het leven.
Als er in die tijd nog maal een koning driemaal aaneensluitend koning wordt zal hij wachtend keizer worden en pas keizer kunnen worden als huidige regerend-keizer komt te overlijden.
Dit laatste is bij elk gilde verschillend geregeld.
De Vaandrig en het gildevaandel:
De hoofdvlag van een gilde is het Gildevaandel en dit het symbool van het Gilde. Het vaandel wordt door de Vaandeldrager (Alferis in vroeger tijden ook wel genoemd) gedragen.
In de oude “gildencaerten” zal men tevergeefs het woord banier, standaard, vaandel of wimpel zoeken.
In de 17de eeuw verschijnen de Vaandrig en zijn Vaandel in de reglement voor die tijd werden deze dus niet genoemd.
Uit de archiefstukken kunnen vanaf die tijd (17de eeuw) de verschillende functionarissen van het gilde worden achterhaald.
In oude papieren (follioboek) is een reglement van het Sint Jorisgilde uit Berlicum van dd. 4 juni 1715, wordt het volgende vermeld: artikel 2 van dit reglement “het bestuur bestaat uit een koning, een hoofdman ,een vaandrig en drie dekens”.
In 1636 is verbod vastgelegd dat de vaandrig anderen met zijn vaandel mag laten spelen.
Dit belangrijke document “gildecaert” is in ’s Hertogenbosch, omdat hier de eerste beschrijving van de vaandrig staat beschreven, de vaandrig moest ongehuwd zijn, waarschijnlijk omdat deze meer vrije tijd had en hij met het vaandel zou moeten kunnen oefenen.
Bovendien is er sprake van een aparte standaard die niet door het spelverbod werd getroffen in deze “gildecaert”. Deze standaard werd/wordt door de Gildestandaardrijder vervoerd.
De meeste Gildevaandels zijn 2 bij 2 meter groot, elk vaandel heeft zijn eigen herkenningstekens met veel symboliek.
Het Gildevaandel komt het meest tot zijn recht bij he afleggen van de belofte aan het wereldrijke en kerkelijke gezag.
De tweede belangrijke handeling is het spreiden van het gildevaandel voor vorstelijke personen die voor de eerste keer worden ingehaald.
De Vendelier met zijn vendel:
Het tegenwoordige vendelen is nog een jonge traditie waarbij het spel van vendelen word beoefend.
Het woord vendel betekende in het verleden een kleine legereenheid en aan het hoofd van zo’n vendel was een vaandrig.
Die als herkenningsteken een grote vlag hanteerde, de afmetingen van de vlag/vaandel moest tenminste 1,70 X 1,70 zijn geweest.
De vaandrig van deze kleine legereenheid moest aanwijzingen kunnen geven.
De grondslagen voor het hanteren van het vaandel schijnen toen al gebaseerd te zijn op eeuwenoude regels.
Het gildevaandel en het vendel was eigenlijk een attribuut en om misverstanden te voorkomen noemen wij tegenwoordig de zwaaivlag “het vendel”.
De vendelier met hun vendel zijn pas na later aan het gilde toegevoegd. Zie verder bij de vendelier bij het hoofdstuk “overheid/bestuur” en dan de button uitgelicht.
De Trommelaar (Tamboer) met zijn gildetrom:
In de zeer oude gildcaerten word niet gesproken over een tamboer niet tegen. Vanaf de 18de eeuw wordt de functionaris omschreven en benoemd.
Sinds 1594 spreken we van een trom in de zin van een trommel die in die bepaalde tijd beschikbaar was en een gilde gebruikt wordt. De grote trom zoals die uit het toenmalige leger bij de gilde terecht zijn gekomen is onbekend, waarschijnlijk zijn hier voor andere type trommels gebruikt.
Onder een echte gildetrom wordt verstaan, een ketel van hout of koper (of messing), de trom heeft houten banden (velgen) en een de trommelvellen moet van een dierlijk product zijn gemaakt.
De afmetingen voor een gildetrom zijn minimaal 41 cm hoogte van de ketel en ongeveer 5 cm voor de banden en de diameter 42 cm en ongeveer 1 cm voor de banden.
De gildetrom staat niet gelijk aan de landsknechtentrom (geïntroduceerd in 1477).
Bekend is een gildetrommel uit de 17de eeuw met een houten ketel en een open onderzijde met een hoogte van 51 cm en een diameter van 57 cm